aanzetten
anfeuern, anlegen, anstellen, antreiben, beifügen, heften, schleifen, wetzen, aufdrehenactivate, fan, fur, sew, sharpen, start, attach, fire, inspire, puton, putonto, sewon, stimulate, stirup, switchon, swotchon, turnon, urgeon, flag, impel, launch, move, turn onactiver, affiler, aiguiser, appliquer, apposer, allumer, allumage, inspirer, pousser, provoquercucire, accendereيُشْعِلُzapnouttændeανάβωencenderkytkeä päälleuključitiつける켜다slå påwłączyćligarвключатьsätta påเปิดaçmakbật开启 (ˈanzɛtə(n))
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd zette aan , voltooid deelwoord heeft aangezet
1. (aan iets) vastmaken fixer (fikse) knopen aanzetten coudre des boutons
2. zorgen dat iets werkt allumer (alyme) de televisie aanzetten allumer le téléviseur
3. komen als iets al lang begonnen is s'amener très tard laat op de avond ook nog eens komen aanzetten s'amener tard dans la soirée, après tous les autres
4. komen met iets (dat niet goed ontvangen wordt) s'amener avec quelque chose (qui est mal accueilli) komen aanzetten met een ongeloofwaardig verhaal s'amener pour raconter une histoire à dormir debout
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.