aanstaan
behagen, belieben, gefallen, konvenierenbeajar, pleaseplaire, convenir (à) (ˈanstan)
werkwoord enkelvoud onvoltooid verleden tijd stond aan , voltooid deelwoord heeft aangestaan
zo zijn dat iemand het aangenaam of mooi vindt plaire à (plɛʀa) Die vakantieplannen staan me wel aan. Ces projets de vacances me plaisent pas mal.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.